| Transitieatlas | Niet ingelogd | Nieuw account | Inloggen

intro

Het kan gevaarlijk zijn om te gemakkelijk mee te gaan met gangbare begippenparen, zegt Jan Mertens. Als je moeite hebt met het beleid van de nieuwe Amerikaanse president, en je omschrijft zijn beleid als “protectionisme”, wil dat nog niet zeggen dat je automatisch ongenuanceerd voor “vrijhandel” moet zijn. We zouden manieren moeten vinden om het begrip bescherming te redden uit deze val.

body

Er zou een nieuwe president komen in de Verenigde Staten. In de dagen voor zijn eedaflegging probeerde ik me erge dingen voor te stellen over zijn eerste beleidsdaden. Al snel bleek dat de werkelijkheid erger was. Elke nieuwe dag brengt nieuwe vormen van verbijstering…

Een dierbare vriend leerde me ooit dat een belangrijk deel van de politiek de controle over de woorden is. Je claimt of gebruikt een bepaalde term of een bepaalde metafoor, en de anderen moeten zich dan mogelijk opnieuw positioneren tegenover dat woord. Dat spel viel me heel erg op de voorbije dagen. De neiging is daarbij steeds groot om te vervallen in gemakkelijke, meestal binaire schema’s.

Een van die schema’s is alles proberen te vangen in een tegenstelling tussen links en rechts. Dat voelt lekker veilig. Daarmee wil ik niet zeggen dat die tegenstelling niet relevant is, zeker niet. Ze is alleen te gemakkelijk, en helpt ons niet altijd, zeker niet als we geen moeite meer doen om nauwkeurig te blijven discussiëren.

Wat bedoel ik daarmee? De voorbije dagen zag ik in de kranten weer bijna hysterische opiniestukken verschijnen tegen “het” protectionisme. En je voelt zo de redenering komen: de president gaat in tegen de gangbare waarheid dat vrijhandel goed is, hij wil het andere en dat is protectionisme, dus is protectionisme fout, en dus moet je als je tegen het beleid van die president bent voor vrijhandel zijn.

Het schema links en rechts dat er dan over wordt gelegd maakt het nog ingewikkelder, en dus ook retorisch aanlokkelijker voor sommigen. Je zegt dat de president rechts is, en dus moet je – als je jezelf links noemt – voor vrijhandel zijn.

Hoe verwerpelijk hun visie ook is, politici als Wilders of Le Pen stellen dingen voor die je links zou kunnen noemen, en dat naast een hoop erg rechtse dingen.

En ineens blijk je je te bevinden op een verkeerde plek. Waar je enkele maanden geleden uit overtuiging tegen het voorstel voor een TTIP- of CETA-akkoord was, krijg je nu ineens te horen dat je daarmee het vreselijke beleid zou steunen van de nieuwe president.

Iets te simplistisch allemaal natuurlijk. Een van de kenmerken van de oprukkende populistische politiek is net dat die niet zomaar in een schema links-rechts past. Hoe verwerpelijk hun visie ook is, politici als Wilders of Le Pen stellen dingen voor die je links zou kunnen noemen, en dat naast een hoop erg rechtse dingen.

Maar je ziet tegelijk ook dat een deel van de progressieve politieke families wel erg ver is mee gegaan in een vrijemarktverhaal dat we neoliberaal zijn gaan noemen. Het kan zijn dat je daardoor de controle over je eigen begrippen verliest en dat je ideologisch in een drijfzand terechtkomt waardoor populisten een deel van het terrein kunnen overnemen.

Vrijhandel als gouden kalf van het Westen

Het lijkt me nuttiger dat progressieven proberen opnieuw ruimte te veroveren rond een aantal begrippen. Een centraal element van wat een democratie zou moeten zijn, is het georganiseerde meningsverschil over verschillende ideologische visies op wat een gewenste maatschappij of wat het goede leven zou moeten zijn. In die zin bestaat “de” waarheid niet in een democratie.

Het neoliberale denken heeft echter van een overtuiging een “waarheid” gemaakt, de overtuiging dat “de” vrije markt in alle gevallen goed is

Bij het zoeken naar een goede invulling van het algemeen belang moet de politiek zich natuurlijk wel baseren op wat de wetenschap doet. De klimaatwetenschap doet ons inzien hoe urgent de situatie is. Of je daarna maatregelen neemt die meer of minder rechtvaardig zijn, dat is het domein van de politiek.

Het neoliberale denken heeft echter van een overtuiging een “waarheid” gemaakt, de overtuiging dat “de” vrije markt in alle gevallen goed is, in geen enkel opzicht mag ‘belemmerd’ worden, en dat we alleen kunnen vooruitgaan als we voluit kiezen voor die veronderstelde waarheid. Die vorm van eenheidsdenken heeft het politieke debat gedeeltelijk gedelegitimeerd. En dat is waar we nu zijn terechtgekomen.

In de discussie over protectionisme ging onder meer Ferdi De Ville al uitgebreid in op een aantal elementen ervan. Terug terrein heroveren voor het politieke is in dit verband ook terug ervoor kiezen om bepaalde begrippen bewust te gebruiken en opnieuw een plaats te geven in een progressief verhaal.

Het begrip “bescherming” is er zo een. Je kunt terecht heel veel vragen stellen bij een beleid van eigen volk eerst en het afsluiten van grenzen. Maar tegelijk wil dat nog niet zeggen dat je niet meer mag praten over de zinvolheid van vormen van sociale en ecologische bijsturing van internationale handel.

Dat je in je land een degelijke sociale bescherming overeind wilt houden (en dat lijkt me overigens het tegenovergestelde van wat de Amerikaanse president verkiest), dat is geen belemmering, maar een positieve waarde. Dat je het alleen maar normaal vindt dat ecologische standaards worden gerespecteerd, dat is niet “hinderlijk”, maar zou vanzelfsprekend moeten zijn.

Het geloof – want dat is het in wezen – in de zegeningen van een door niets gehinderde internationale vrijhandel is gevaarlijk. Dat stuk van het debat moeten we kunnen heroveren, zonder dat je wordt weggezet als op dezelfde lijn als de Amerikaanse president. (Dat doet me overigens nu ineens denken aan het argument dat je nog steeds te horen krijgt als je zegt dat je vegetariër bent. Er is altijd wel iemand die zegt dat Hitler ook een vegetariër was, en dus… Als ik het argument goed begrijp, wil dat dus zeggen dat als Hitler een vleeseter was geweest alle vleeseters dus ook fascisten zouden zijn. Wat een onzin…)

Ik ben een grote voorstander van een echt vrije markt. Daarmee bedoel ik een markt die geen sociale of ecologische schuld genereert. Wat we nu een vrije markt noemen, is in veel opzichten een heel onvrije of “oneconomische” markt.

Het is wel degelijk mogelijk de hele wereldhandel “fair” te maken. Mensen als Olivier De Schutter hebben er zinvolle voorstellen voor uitgewerkt. Het bijsturen van de markt in de richting van meer duurzame ontwikkeling is geen verstoring maar integendeel een vorm van gezond maken wat uit balans was.

Als we onze economie stap voor stap binnen de planetaire grenzen brengen, creëren we echt een duurzaam perspectief op welvaart voor alle bewoners van de planeet, en dat als alternatief voor een systeem dat we vrij noemen maar in de feiten vooral ten goede komt van een minderheid.

Iedereen weet dat als we volwaardig de ecologische kost van bv. het transport via de lucht en de zee zouden inrekenen in het klimaatbeleid er een heel andere situatie zou ontstaan. We moeten in staat blijven een open debat te voeren over de economische zinvolheid van het absurd heen en weer transporteren van metalen dozen op steeds grotere schepen en via steeds grotere havens. Pleiten voor kleinere economische kringlopen waar mogelijk, voor sterkere ecologische en sociale spelregels, naast eerlijke kansen op eerlijke handel voor landen in het Zuiden is perfect compatibel en meer dan zinvol.

Progressieve politici mogen deze kans nu niet voorbij laten gaan. Niet in de val trappen van de gemakkelijke schema’s, maar integendeel opnieuw politieke ruimte opeisen. Dat doe je door de invulling van de begrippen niet over te laten aan anderen. Dat doe je ook door sterkere vormen van politieke globalisering naast de economische globalisering. Daar heb je meer in plaats van minder Europa voor nodig, maar dan wel een ander Europa.

Je kunt nadenken over manieren om het gevoel van tot een gemeenschap te behoren te versterken, zonder dat je moet vervallen in nationalisme. Je kunt manieren vinden om de economie opnieuw in te bedden, waardoor ze terug meer een middel wordt dan een doel. Je hoeft geen schrik te hebben om te spreken over de leegte die een cultuur van consumentisme achterlaat. En je mag geen schrik hebben om de angst te willen begrijpen van zoveel mensen die door een eenzijdige economische globalisering in de marge geduwd zijn.

Voor velen staat het woord bescherming blijkbaar alleen nog gelijk aan dingen als “verstoring van de markt” of “hangmatpolitiek”. Laten we dat woord heroveren, we hebben een wereld te winnen.

Jan Mertens

Beleidsmedewerker Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling van België
Deze column verscheen eerder op MO*

 
Socials